Tuin

Onbeheerde natuur omzoomt onze tuin. Onze tuin eindigt in een klif van twintig meter hoog aan de lagune. Eb en vloed hebben hier vrij spel evenals dolfijnen. Twintig jaar geleden graasden er paarden op dit stuk land. Daarvoor is het een boomgaard met cashewbomen en papajaplanten. Onze tuin wordt jaren niet onderhouden. Een grote Cashewboom steekt zijn zwarte stam scheef omhoog. Natuur verandert onze tuin met geduld. 

Ik zie dat groei veel verandert. Een muur breekt in tweeën en valt om terwijl er een boom langs groeit. Alle bomen zijn immens gegroeid en ontnemen veel uitzicht. Het grasveld staat vol met jongelingen als spruiten van dezelfde bomen en planten. Binnenkort is het grasveld ook een bos. Termieten nestelen zich in bomen en op de houten hekken. Enorme nesten. Ze willen de tuin opeten, denk ik. Mieren leven in een onbekende symbiose met termieten. Als ik nesten openbreek, krioelt het van termieten en mieren. De ene plant overgroeit de andere plant. Schaduw die ontstaat, laat gras en planten verdwijnen. Regen en wind vermolmen het slecht onderhouden hout van het pad. Metaal verdwijnt in vocht en roest. Zo wordt een gecultiveerde tuin met geduld een nieuw voorwerp van schoonheid. 

De oude bewoners van Gabon waren in staat om achtduizend soorten planten te onderscheiden en daarbij van de planten te weten welke werking ze al dan niet hebben. De Navajo indianen kenden er vijfhonderd, aldus Claude Lévi Strauss in Het wilde denken. Als ik met onze tuinman Sezinho door onze tuin loop, geeft hij mij de duizend namen van de planten. Ik weet niet of ik hem kan horen. Hij heeft groene ogen. Gelukkig hebben wij Linnaeus. 

De wind komt op in de morgen, de kruinen
van de bomen laten zich bewegen.
In de middag is alles bladstil.
Het regent bij vlagen. 
Windstilte overheerst, maar nooit helemaal. Het
is het lot van mensen te denken dat 
ze gelijk hebben.